woensdag, augustus 26, 2015

Schaken in Lewenborg: vooruitblik + Lichtenberg en Jaucourt over het schaakspel

Als de voortekenen niet bedriegen gaat de helft van de leden van onze opgeheven schaakclub Ten Boer spelen bij SC Lewenborg: in ieder geval gaan ze, om te beginnen, daar op dinsdag 1 september, bij de start van het nieuwe seizoen, de sfeer proeven, zoals de uitdrukking luidt.

Piet Beetsma, Harm Buter, Klaas Dijkhuizen en ikzelf gaan niet bij de pakken neerzitten, willen graag doorgaan met schaken en kiezen waarschijnlijk voor de meest voor de hand liggende schaakclub, als het gaat om afstand, kwaliteit van de  verbinding en speelsterkte. Van Jan Schut (Lewenborg) die mij mailde een spannende onderlinge competitie te verwachten, begreep ik dat vermoedelijk ook minstens drie schakers uit de stad Groningen belangstelling hebben voor de club. Misschien zeven nieuwe leden dus: niet onaardig!

Ik ben, net als Jan, heel benieuwd hoe een en ander gaat verlopen, niet alleen in de interne competitie, maar zeker ook in de externe. Lewenborg 1 eindigde in het afgelopen seizoen op de tweede plaats in de 1e klasse, na zes (!) van de zeven wedstrijden te hebben gewonnen en Lewenborg 2 werd derde in de 2e klasse. Je zou zeggen dat dat er na nog verdere versterking alleen maar beter op kan worden... 

Hoe het ook gaat, ik zal in ieder geval proberen, net als ik in de afgelopen negen jaar heb gedaan, mijn weblog voort te zetten. De afgelopen maanden heb ik vrijwel niets toegevoegd, in tegenstelling tot vorige jaren toen ik in de vakantieperiode vrolijk doorging met schrijven. De reden van die webstilte was de (in feite onnodige) teloorgang van onze eigen club, die me behoorlijk dwars zat (dat is trouwens nog steeds het geval), waardoor ik in schaakstukjes, zowel op het net als op het bord, 'even' geen zin had.

Maar goed, we moeten nu toch verder. De situatie is natuurlijk wel anders geworden. Van juli 2006 tot en met mei 2015 maakte ik het weblog weliswaar op persoonlijke titel, maar betrof het tegelijkertijd de hele club, zowel intern al extern, waarvan honderden verslagen het bewijs vormen. Daarnaast werd heel veel betreffende het jeugdschaak aangeleverd, maar dat is nu verleden tijd sinds de jeugd zijn eigen website heeft. Een goede zaak.

Het komt er dus eigenlijk op neer dat mijn weblog vanaf nu meer persoonlijk wordt en dat ik voornamelijk mijn eigen indrukken en belevenissen ga weergeven.
Hetzelfde zal ongetwijfeld gaan gelden voor dat deel van zijn weblog Klaas' Blognote dat Klaas aan schaken wijdt.

Terzijde:

Al eens eerder heb ik het op mijn weblog gehad over Georg Christoph Lichtenberg (1742-1799), de eerste Duitse hoogleraar natuurkunde, die vooral bekend is geworden door zijn fraaie aforismen. In mijn weblogbijdrage uit 2007 Alle tijd van de wereld... ging het over zijn uitspraak Die Leute die nie Zeit haben, tun am wenigsten. Die houden we erin! 
Lichtenberg
HIj heeft ook behartenswaardige uitspraken over het schaakspel gedaan, die er op neer komen dat er (heel) weinig verband tussen intelligentie en schaken bestaat. Aardig om een en ander gerelativeerd te zien, zodat we als schakers met beide benen stevig op de grond blijven staan...

Uit Vermischte Schriften (dln. 5-6, pp. 458-459):

Omdat schaken een spel is waarbij niets van het toeval afhangt, maar alles van de bekwaamheid van de spelers en waarbij een groot aantal zetten door beide partijen overdacht moeten worden en hun gevolgen berekend, heeft men meestal geloofd dat alleen mensen met een prima verstand grote schakers kunnen zijn. Dat is volstrekt onjuist.
Men ziet heel middelmatige figuren die voortreffelijke schakers zijn en daartegenover zijn er mensen met een goed verstand die nooit in dit spel boven de middelmaat zullen uitkomen. Jaucourt, die voor de encyclopedie van Diderot het artikel over schaken heeft geschreven, spreekt zelfs over enkele zwakzinnigen [letterlijk schrijft Lichtenberg: Blödsinnigen (imbécilles)] die grote schakers waren.


Louis de Jaucourt


Ik kon natuurlijk niet nalaten een en ander te verifiëren en heb het artikel van Jaucourt  in de befaamde Encyclopédie de Diderot en d'Alembert opgezocht.

De laatste alinea luidt als volgt:

-------  D'autres personnes au contraire frappées de ce que le hasard n'a point de part à ce jeu, et de ce que l'habileté seule y est victorieuse, ont regardé les bons joueurs d'échecs comme doués d'une capacité supérieure: mais si ce raisonnement était juste, pourquoi voit-on tant de gens médiocres, et presque des imbécilles qui y excellent, tandis que de très-beaux génies de tous ordres et de tous états, n'ont pu même atteindre à la médiocrité? Disons donc qu'ici comme ailleurs, l'habitude prise de jeunesse, la pratique perpétuelle et bornée à un seul objet, la mémoire machinale des combinaisons et de la conduite des pièces fortifiée par l'exercice, enfin ce qu'on nomme l'esprit du jeu, sont les sources de la science de celui des échecs, et n'indiquent pas d'autres talents ou d'autre mérite dans le même homme.

Krachtige taal. De laatste volzin die begint met Disons donc heeft een hoog waarheidsgehalte. Het hele artikel is hier te vinden.


vrijdag, augustus 14, 2015

Nogmaals het befaamde rookincident

In Anekdotes uit de schaakwereld 20 (bijdrage van 5 juni op dit weblog) noemde ik het alom bekende rookincident tijdens een groot schaaktoernooi, waarschijnlijk New York 1927, met Nimzowitsj, die allergisch was voor sigaretten- en sigarenrook, aan de ene kant van het schaakbord en, of Lasker, of Vidmar, of Bogoljubow, of Tartakower (de historici zijn het daar nog steeds niet helemaal over eens) aan de andere kant. 

Nu kwam me kort geleden via een attente buurman, die regelmatig in zijn achtertuin bezig is met het verslinden (gelukkig niet letterlijk) van misdaadromans, een interessante uitbreiding van dit verhaal ter ore.

In de roman Havana Bay van Martin Cruz Smith (New York: Random House, 1999; in Nederlandse vertaling verschenen onder dezelfde titel (Amsterdam: Anthos, 1999) is nog een andere variant van dit beroemde voorval te lezen. Nimzowitsj wordt niet met name genoemd en blijft anoniem, maar tegenover hem zit niet één van de vier hierboven genoemde krachtpatsers, maar Capablanca, de grote Cubaanse schaker (wereldkampioen 1921-1927).


Op pagina 181 lezen we namelijk het volgende:

------"Nee, hij heeft gelijk,' zei O'Brien en hij gaf een klopje op Arkady's knie. 'Arkady is iemand die gewoon een spelletje kaart is begonnen en de spelregels niet weet en de waarde van de fiches niet kent.' O'Briens zwarte pyama had zakken. Hij haalde er een dikke sigaar uit die hij tussen zijn vingertoppen heen en weer rolde. 'Ken je de grote Cubaanse schaakkampioen Capablanca? Hij was een genie, hij dacht tien, elf zetten vooruit. Hij rookte Cubaanse sigaren, natuurlijk, terwijl hij speelde. Tijdens een titeltoernooi had zijn tegenstander hem de belofte afgedwongen niet te roken. Toch haalde Capablanca zijn sigaar te voorschijn, kneep erin, likte eraan [Albert: wel heel erg plastisch!] en genoot ervan, en zijn tegentander werd er gek van, verloor het duel en zei dat de onzekerheid of Capablanca hem zou opsteken nog erger was dan wanneer hij hem oprookte.

Geen fraaie vertaling lijkt me, in een wat bonkig Nederlands, maar goed: de anekdote heeft er in ieder geval een versie bij gekregen!

Terzijde:

The whole problem with the world is that fools and fanatics are always so certain of themselves, but wiser people so full of doubts.

Bertrand Russell (1872-1970), Brits wis- en natuurkundige van wereldnaam, wijsgeer en Nobelprijswinnaar voor literatuur.