SUPERIEUR SCHAAK (1)
[Onder deze titel schreef ik medio 2005 een verslagje over de deelname van mijzelf en collega Erik Eefting van de Groninger universiteitsbibliotheek aan het sporttoernooi van OC en W., in mei van dat jaar. Hier volgt deel 1].
Enige weken geleden werd schrijver dezes (Albert Prins) benaderd met het verzoek deel te nemen, namens de RUG, aan het jaarlijkse OC en W sporttoernooi voor medewerkers van universiteiten en ministeries.
Aangezien deze vraag mij al eens eerder had bereikt en ik toen nee had gezegd, besloot ik dit jaar maar eens mee te doen, onder het motto: het kan nu nog.
Te vrezen valt namelijk dat dit toernooi (voor het eerst gehouden in 1947!) op zijn laatste benen staat en wel eens zou kunnen sneuvelen onder het bezuinigende bijltje van het kabinet Balkenende.
De organisatie was dit keer in handen van de de universiteit Utrecht, nadat de VU het geheel had laten afweten. Het onderdeel waaraan ik zou deelnemen was schaken, waarvoor ik als tweede man collega Erik Eefting vroeg. Andere onderdelen waren dit jaar, behalve nog een denksport (bridge): tennis, voetbal, volleybal en drie 'alternatieve' sporten: fietsen, kanovaren en jeu de boules. Bij dit laatste onderdeel zou collega Ulco Kooistra zijn niet geringe talenten inzetten, nadat, jammer genoeg voor hem, het onderdeel wijnproeven, waaraan ik natuurlijk ook graag had meegedaan, was geschrapt.
Donderdagmiddag 19 mei verzamelde de Groninger ploeg zich, na eerst wat gekout op de de trappen van de universiteit, op de Ossenmarkt bij de bus die ons naar Utrecht zou brengen.
Zo’n drie uur later reden we inderdaad het terrein van hotel Mitland aan de Utrechtse Ariënslaan op. Het staat daar fraai tussen boom- en waterpartijen. De kamers werden geinspecteerd (tv, minibar, luxe badkamer, men kent dat wel) en daarna verkenden Erik en ik door middel van een kleine wandeling de omgeving, wat ons die avond laat nog goed van pas zou komen.
Om 20.30 u (!) vertrok het noordelijk gezelschap wederom per bus naar het centrum van Utrecht, waar we de laatste kilometer te voet aflegden (via,via) naar restaurant 'Winkel van Sinkel' aan de Oude Gracht (naar me verteld werd een voormalig bankgebouw), alwaar we zouden dineren.
Over dit diner niets dan goeds: prima en heel lekker.Het duurde alleen drie uur: drie uur eten en babbelen, net zoals de heenreis drie uur babbelen was geweest; dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Zes uur converseren op één dag, dat vindt uw verslaggever persoonlijk wat veel.
Toen we geheel verzadigd naar buiten traden bleek het behoorlijk te regenen. "Taxi nemen", hoorde je hier en daar, maar wat gebeurt? Je begint gewoon te wandelen en je wandelt vervolgens vrolijk door. Het was zo’n drie kilometer terug naar het hotel. Vijftien minuten lopen stond in de paperassen. Een eenvoudig rekensommetje leert dat je dan twaalf kilometer per uur moet lopen, dus dat was onzin. Gelukkig herkenden we na voor een groot deel de Biltstraat te zijn uitgelopen opeens de omgeving, dankzij de korte wandeling van de middag daarvoor. Redelijk doorweekt (ik had twee paraplu’s meegenomen naar Utrecht, maar die lagen uiteraard in mijn tas op onze kamer) arriveerden we een half uurtje later bij Mitland, waar we ons met drassige stap, als juist uit de omringende wateren opgedoken moerasmonsters, door de gangen een weg baanden naar onze kamer.
Aangezien deze vraag mij al eens eerder had bereikt en ik toen nee had gezegd, besloot ik dit jaar maar eens mee te doen, onder het motto: het kan nu nog.
Te vrezen valt namelijk dat dit toernooi (voor het eerst gehouden in 1947!) op zijn laatste benen staat en wel eens zou kunnen sneuvelen onder het bezuinigende bijltje van het kabinet Balkenende.
De organisatie was dit keer in handen van de de universiteit Utrecht, nadat de VU het geheel had laten afweten. Het onderdeel waaraan ik zou deelnemen was schaken, waarvoor ik als tweede man collega Erik Eefting vroeg. Andere onderdelen waren dit jaar, behalve nog een denksport (bridge): tennis, voetbal, volleybal en drie 'alternatieve' sporten: fietsen, kanovaren en jeu de boules. Bij dit laatste onderdeel zou collega Ulco Kooistra zijn niet geringe talenten inzetten, nadat, jammer genoeg voor hem, het onderdeel wijnproeven, waaraan ik natuurlijk ook graag had meegedaan, was geschrapt.
Donderdagmiddag 19 mei verzamelde de Groninger ploeg zich, na eerst wat gekout op de de trappen van de universiteit, op de Ossenmarkt bij de bus die ons naar Utrecht zou brengen.
Zo’n drie uur later reden we inderdaad het terrein van hotel Mitland aan de Utrechtse Ariënslaan op. Het staat daar fraai tussen boom- en waterpartijen. De kamers werden geinspecteerd (tv, minibar, luxe badkamer, men kent dat wel) en daarna verkenden Erik en ik door middel van een kleine wandeling de omgeving, wat ons die avond laat nog goed van pas zou komen.
Om 20.30 u (!) vertrok het noordelijk gezelschap wederom per bus naar het centrum van Utrecht, waar we de laatste kilometer te voet aflegden (via,via) naar restaurant 'Winkel van Sinkel' aan de Oude Gracht (naar me verteld werd een voormalig bankgebouw), alwaar we zouden dineren.
Over dit diner niets dan goeds: prima en heel lekker.Het duurde alleen drie uur: drie uur eten en babbelen, net zoals de heenreis drie uur babbelen was geweest; dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Zes uur converseren op één dag, dat vindt uw verslaggever persoonlijk wat veel.
Toen we geheel verzadigd naar buiten traden bleek het behoorlijk te regenen. "Taxi nemen", hoorde je hier en daar, maar wat gebeurt? Je begint gewoon te wandelen en je wandelt vervolgens vrolijk door. Het was zo’n drie kilometer terug naar het hotel. Vijftien minuten lopen stond in de paperassen. Een eenvoudig rekensommetje leert dat je dan twaalf kilometer per uur moet lopen, dus dat was onzin. Gelukkig herkenden we na voor een groot deel de Biltstraat te zijn uitgelopen opeens de omgeving, dankzij de korte wandeling van de middag daarvoor. Redelijk doorweekt (ik had twee paraplu’s meegenomen naar Utrecht, maar die lagen uiteraard in mijn tas op onze kamer) arriveerden we een half uurtje later bij Mitland, waar we ons met drassige stap, als juist uit de omringende wateren opgedoken moerasmonsters, door de gangen een weg baanden naar onze kamer.
(wordt vervolgd)