Eindelijk was het dan weer zover: aan maandenlange ledigheid en verveling (wat is het leven zonder de wekelijkse schaakpartij?) kwam een eind, na de vergadering van vorige week stond dan nu toch echt de 1e ronde van de nieuwe onderlinge competitie op het programma.
Net als vorig jaar begaf ik me weer heel ruim op tijd naar het clublokaal om daar de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen. Stukken en borden, klokken, alle parafernalia, om niet te zeggen de hele rataplan, wierp ik op de tafels en, last but not least, bereidde ik de loting voor om de eerste ranglijst te kunnen bepalen. Zestien zwarte stukken op originele wijze op het bord gezet, waarbij elk stuk/veld voor een nummer stond. Het is weer eens wat anders.
Bijna alle clubleden kwamen vervolgens opdagen (geen belangstellende 'buitenstaanders' helaas), alleen Steffan had kennelijk geen kans gezien af te zeggen, maar dankzij de vergevingsgezindheid van de wedstrijdleider werd er alsnog een AMK voor hem genoteerd. Niet zeker is of deze soepele houding in volgende ronden zal worden gehandhaafd!
De volgende ontmoetingen rolden uit de loting, met daarachter meteen maar de afloop:
Alfred Rodenboog (w) - Wopko Dijkema: 0 - 1
Roelof Kroon (w) - Jan Pilon: 1 - 0
Piet Beetsma (w) - Marten Berends: 1 - 0
Gerard Zijlema (w) - Harm Buter: 1 - 0
Ad Mertens (w) - Free Blok: 1/2 - 1/2
Albert Prins (w) - Wouter Grömmel: 1 - 0
Wim van Dijken (w) - Klaas Dijkhuizen: 0 - 1
Uitslagen komen wat nuchter en droogjes over, maar vaak kan daar enig commentaar op worden geleverd, dat de partij in een ander daglicht laat verschijnen. Dat neemt overigens niet weg dat wat overblijft en de boeken ingaat toch weer die simpele 'nullen' en 'enen' zijn...
Over dit thema las ik ook eens iets in een oud schaakboekje dat ik voor deze gelegenheid even uit de kast heb gepakt. Het gaat om Hoe amateurs schaak spelen: een uitgelezen verzameling brillante schaakpartijen voor alle categorieën schakers door W. Perquin en R. Noordijk ('s-Gravenhage enz.: Van Goor, 1949). Wat lezen wij daarin tot onze verrassing op pagina 90?
Men blijft dus bij het eenvoudige, gemakkelijke systeem, de winnaar onder alle omstandigheden een '1' te geven, zonder na te gaan hoe deze '1' verkregen is en de verliezer, die dikwijls dit punt meer waardig is, steeds met een dikke '0' te begiftigen! (Albert: het betere woordgebruik). Gemakkelijk, zeer gemakkelijk voor de wedstrijdleider, maar in vele gevallen niet juist en rechtvaardig! En ten koste van het spelgehalte!! (Albert: dit laatste begrijp ik niet helemaal, het spelpeil verbeter je niet door de partijbeoordeling te veranderen, laat ik zeggen emotioneler te maken, maar vooruit). Er moet overal een machtige actie op touw gezet worden, niet alleen voor propaganda van het prachtige Schaakspel, (Albert: dat Schaakspel met een hoofdletter wordt geschreven is natuurlijk volkomen terecht!) maar eveneens voor een verheffing van het spelpeil!!
Aan een kant een sympathiek stukje, maar tegelijkertijd helaas ook een beetje onzin. Gezien eventueel gemiste kansen heb je nogal eens de neiging om het voor de verliezer op te nemen, maar een verandering in de beoordeling van een resultaat zou een heel moeizame affaire worden, omdat een heel team van onpartijdige deskundigen zich over elke partij zou moeten buigen en dat zit er uiteraard niet in. Een voetbalteam kan anderhalf uur veel sterker zijn en vijftien keer tegen paal en lat schieten, maar niet scoren, waarna de tegenpartij één minuut voor tijd na zo ongeveer de enige counter wel een goal maakt en met 1-0 wint... Het kan allemaal.
Aan dit alles is jammer genoeg weinig te doen, kortom we kunnen hier samenvattend spreken van van een utopie. En... wat wedstrijdleiders betreft: ook zonder wijziging van de beoordeling van partijresultaten hebben die werk genoeg!
Genoeg gefilosofeerd. Ik kwam er eigenlijk alleen maar toe omdat het verloop van enkele partijen gisteravond behoorlijk aansloot bij bovenstaand betoog. Dat dan weer wel en daarom is het ook wel een beetje begrijpelijk, het verhaal van bovenstaande heren auteurs. Elke schaker denkt er wel eens zo over.
Alfred-Wopko
Hier was het al meteen raak. Alfred bouwde een werkelijk schitterende stelling op, zodat het een kwestie van tijd leek dat zwart zou sneuvelen. Die verdedigde zich met de moed der wanhoop maar raakte toch een stuk achter. Omdat de resterende zwarte stukken wel actief stonden was toch de afloop nog niet helemaal zeker. Zwart miste een aardige voortzetting en kwam twee stukken(!) achter te staan. Wit kon het zonder meer uitmaken, maar miste een mat in één zet en deed een voorbereidende zet voor een mat in twee. Die ene extra zet gaf zwart nog net de mogelijkheid met een serie schaakjes te beginnen, waar wit geheel verkeerd op reageerde en met zijn koning het 'open veld' in vluchtte. Dat betekende het begin van het einde. Zwart won materiaal terug en zette even later mat. Heel sneu voor wit, heel prettig voor zwart, zo kan het nu eenmaal gaan!
Roelof-Jan
Een spannende partij. Zwart offerde op gegeven moment een stuk en kreeg daar weliswaar enkele pionnen voor terug, maar jammer genoeg voor hem bleef het daarbij. Wit kon zich 'herstellen' en drukte door.
Roelof stuurde een partijfragment met enig commentaar op:
Ik ging door het oog van de naald tegen Jan. Hij speelde erg goed!
Roelof-Jan
Wit: Kc1 Df3 Td1 Th1 Ld3 Pe5 a3 b2 c3 f4 g2 h2
Zwart: Kg8 De7 Ta5 Tf8 Lc8 Pd5 a4 b7 e6 f7 g6 h7
18... Dc7
[18...Pxc3 lijkt al erg interessant: 19.bxc3 Dxa3+ 20.Kd2 Td5 of 20...Db2+ 21.Ke3 Dxc3 22.Tc1 is onduidelijk ]
19.Lc2 Tc5 20.The1 Pxc3! 21.bxc3 Txc3 22.De2
[Mijn gevoel zei dat ik 22.Df2 moest spelen om de zwarte velden en vooral f4 onder controle te houden. Maar vanwege 22... Txe3 23. Dc4 speelde ik de tekstzet]
22...Txa3?
[Het door Jan aangegeven 22...f6! heb ik zonet even in Fritz gegooid. Het is volgens Fritz winnend: 23.Pf3 (23.Pd3 hebben we bekeken na afloop maar dan komt 23...Txa3 24.Kd2 e5!)
Ook beter lijkt het door mij gevreesde 22...Dc5 23.Td3 Dxa3+ 24.Kd2 Txd3+ 25.Pxd3 met een koning van wit die nog niet uit de gevarenzone is en een sterke zwarte a- en b-pion]
23.Td3?!
Mijn initiële idee (de reden om 22. De2 te spelen nota bene) is beter: 23.Dc4 Tc3 (23...Dxc4 24.Pxc4 Tc3 25.Td4) 24.Dxc7 Txc7 25.Kb2 a3+ 26.Kb3 en wit staat waarschijnlijk beter
23...Ta1+?
[23...Tb3 is volgens de koele Fritz sterker. Niet dat wij de zet hebben gezien in onze analyse]
24.Kb2 Txe1 25.Dxe1 b5 26.Db4!
[26.Dc3 overwoog ik ook. In ieder geval heeft zwart nu een probleem op de zwarte velden]
26...La6 27.Td7 Db6 28.Td6 Da7 29.Pc6 Dc7 30.Pe5 Tc8
[Jan en ik hadden beiden nog maar 2 minuten, vandaar de zetherhaling van mij. Als Jan 30...Da7 wilde spelen zou ik 31.Pg4 hebben gedaan of het alternatief 31.Da5 Ta8]
31.Tc6 Db7 32.Dd6 Txc6 33.Pxc6 Kg7 34.Pb4 1–0
Piet-Marten
Wit had in het middenspel een betere stelling, omdat zwart tobde met een onontwikkelde damevleugel, een euvel dat de zwartspeler ook daarna niet echt wist te verhelpen. Hij verloor materiaal en gaf korte tijd later op.
Ad-Free
Wit stond in de eindspelfase een kwaliteit voor, maar slaagde er niet in daarvan een passend gebruik te maken, ondanks de mogelijkheden die zich wel degelijk voordeden (vrijpion!). Op het laatst resteerden er twee rois dépouillés, vrij vertaald 'blote koningen' en ieder weet dat er dan niet veel meer te winnen valt. Remise.
Gerard-Harm
Gerard weet in het middenspel een stuk voorsprong te verkrijgen en bouwt dat langzaam maar zeker uit naar winst.
Wim-Klaas
Wim weet met wit een gelijkwaardige stelling te bereiken en offert zijn dameloper tegen de zwarte h- en g-pionnen, later gevolgd door nog een pion. Er komt een eindspel op het bord met twee torens (wit) tegen twee torens en een paard (zwart) maar met 3 vrijpionnen voor wit op de koningsvleugel. Bij snel opmarcheren van deze pionnetjes zou wit grote winstkansen hebben gehad, maar helaas is de eerste zet van wit in die richting een verliezende fout: hij sluit een van zijn torens op en kan meteen opgeven. Onrechtvaardig? Misschien, maar it's all in the game!
Albert-Wouter
Net als vorig seizoen ontmoeten deze twee spelers elkaar al in de eerste ronde. Wouter speelt de eerste 14 zetten goed, maar komt dan plotseling op verlies te staan: op beide vleugels gaat materiaal verloren. Een paard op a5 kan opeens niet meer terug naar de veilige, warme stal als het door een pion wordt aangevallen en het zetten van een toren op f6 betekent voor zwart dat na het witte Lh4 een fatale penning ontstaat, aangezien de zwarte dame nog op d8 staat. Wit wint.
Een dezer dagen de stand na 1 ronde.