Clubgenoot Klaas Dijkhuizen mailde me zijn ervaringen en indrukken die hij heeft overgehouden aan het Chess Festival Groningen. Hij eindigde in de Compact-A groep met 2,5 punt uit 5 partijen, een mooie score tegen 4 tegenstanders met een hogere rating. Boudewijn Hoogeboom en Jan Schut, eveneens schakend bij Lewenborg, eindigden respectievelijk op de 22e en 26e plaats in Compact-C, allebei ook met 2,5 uit 5.
Dag Albert,
Het zit er op. De zaak is geheel in jouw stijl afgesloten. Vier remises het eindresultaat, 50% score dus. Daarmee gelijk aan Roelof in punten, want hij verloor in de laatste ronde na ruim 5 uur tergend langzaam een eindspel van T+L en 2 pionnen tegen T+2 pionnen. Vermoedelijk heeft hij wel een iets betere score door de wat zwaardere tegenstanders. Dit blijkt inmiddels al uit de eindranglijst.
Voldoening is er vanwege het ontsnappen uit slechte stellingen, maar ook frustraties door het missen van twee, misschien drie kansrijke momenten.
In ronde 1 sta ik met zwart tegen Marcel Wubben (2082, LSG) bijna de hele partij bewust een pion achter, lijk deze niet terug te zien en denk daarom te gaan verliezen. Een creatieve verdediging brengt de tegenstander van slag en deze blundert de pion terug. Met een ijzeren slotstelling waarin de tegenstander niets anders kan doen dan wat toren-manoeuvres bied ik op zet 37 remise aan. Drie rustige, 'loze' zetten hadden me door de tijdnood gesleept en met een half uur extra had ik vervolgens rustig een goede en geforceerde doorbraak kunnen uitrekenen met winnend spel. Niet slim dat aanbod.
Ronde 2: Ik kom tegen bijna naamgenoot Klaas Hagendijk (1958, Zutphen) perfect uit de opening met wit. Alle stukken zijn ontwikkeld en zwart heeft ontwikkelingsproblemen. Ik verzuim te ruilen op c5 en help mijn goede stelling daarmee direct om zeep. Langdurig verdedigen is nu het motto met een pion minder (alweer), maar dat levert ook nu gelukkig een half punt op en misschien heeft in deze partij ook wel een leuke combinatie gezeten. Nemen van een pion op c5 had een langdurige druk op de zwarte stelling betekend en zwart zou moeite hebben gehad om niet te verliezen. Dat liet ik dus achterwege. Gewoon dom.
Ronde 3: Op herhaling met zwart tegen Marco Otte (1910, Wageningen) en al snel een pion minder (bewust) na een b4 opening. Ook nu dus weer een creatieve verdedigende oplossing. Het pionoffer was gebaseerd op de koning, die nog in het midden stond en een niet volledig ontwikkelde damevleugel. Een pionzetje van de tegenstander werd echter over het hoofd gezien. Direct had ik het gevoel niet meer goed te staan en de teleurstelling sloeg toe. Een ingewikkelde partij volgde (matdreiging bij zwart op g7 via de lange diagonaal, maar ook een mogelijke koningsaanval van mijn kant). Toch liep het anders. Na een stofwolk van stukkenruil in hoge tijdnood rolde er plotseling een bijzonder eindspel uit de bus. Zwart met 2 torens en 5 pionnen tegen toren, 2 lopers en 4 pionnen. ‘Verloren’, dacht ik in eerste instantie. Dat bleek een foute gedachte. Al snel zou ik geforceerd kunnen afwikkelen naar T tegen 2 L en vanwege een perfecte zwarte pionnenstructuur is het niet zwart die oppassen moet, maar wit. Mijn remiseaanbod werd dan ook aanvaard. Op winst spelen zou ook bijzonder lastig zijn geweest en een lange zit gevergd hebben.
Ronde 4: Mijn eerste normale partij, een aangenomen Wolga-gambiet tegen Simon Groot (1959, Krommenie). Bijna 20 zetten lang volgen min of meer verplichte zetten en wordt er afgewikkeld naar L+P tegen 2P eindspel met evenveel pionnen. Ik schatte de winstkans op 51% vanwege mijn loper, maar ik geloofde het dit keer wel.
Een 21e plek het resultaat, als 32e geplaatst qua rating bij aanvang, ongeslagen: ik mag niet ontevreden zijn.
Goede jaarwisseling.
Hartelijke groet,