In partijen tussen grootmeesters komt het verlies van de dame maar heel zelden voor, omdat grootmeesters gewoonlijk met dit schaakstuk zeer zorgvuldig omgaan. Toch gebeurt het wel eens en dat gaat dan meteen als curiositeit de wereld rond. In het kandidatentoernooi 1956 in Amsterdam liet de anders bijna onfeilbare Armeniër Tigran Petrosian (1929-1984) tegen zijn landgenoot David Bronstein (1924-2006) zijn dame instaan. Voor dit verrassende ‘geschenk’ bedankte Bronstein op een originele manier door van een reusachtige taart die de deelnemers werd aangeboden, zijn deel, een witte dame, aan Petrosian als cadeau te overhandigen.
De Hongaarse grootmeester Gideon Barcza (1911-1986) was een bescheiden mens. Toen hij eind jaren 60 in Debreczen een simultaanvoorstelling gaf, kwam vlak voor het begin een kleine jongen naar hem toe en zei: “Ik ben acht jaar en ik kan al schaken.” "Geweldig mijn jongen", antwoordde Barcza, “ik ben al bijna zestig en kan het nog steeds niet!”
Grootmeester Vladimir Bagirov (1936-2000) had het heel
moeilijk met zijn tegenstander in de halve finale van het kampioenschap van de
Sovjetunie. Toen hij met veel moeite uiteindelijk remise maakte, had zijn
tegenstander maar twintig minuten bedenktijd gebruikt. Vol bewondering voor
deze prestatie vroeg Bagirov hoe hij dat voor elkaar gekregen had en kreeg het
verbluffende antwoord: “Maar weet u het dan niet meer? U hebt een paar jaar
geleden precies dezelfde partij gespeeld!”
Max Euwe (1901-1981) kwam nogal eens terug op zijn
overwinning op Alexander Aljechin (1892-1946) in Zürich in 1934. Toen hij er weer eens over begon en vertelde
dat Aljechin bij de loperinslag op f7 zijn colbert had uitgetrokken, merkte Paul
Keres (1916-1975) slagvaardig op: “Wanneer je daar je dame had geofferd, had
hij waarschijnlijk zijn broek uitgetrokken!”
Bovenstaande schaakanekdotes verschenen ook in het decembernum-mer van de regiokrant BuurContact (Loppersum-Ten Boer e.o.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten