Op 1 augustus 1989 stond op de sportpagina van de Leidse
Courant het volgende bericht: Judit
Polgar en Hans Ree drongen gisteren op de tweede dag van het
OHRA-schaaktoernooi de kroongroep naar de achtergrond. Op spectaculaire wijze
werd de Amsterdamse grootmeester vervolgens door de pas 13-jarige Hongaarse
verslagen.
Hans Ree heeft het geweten: een golf van leedvermaak
overspoelde hem. Ook mensen die zich nooit iets aan schaken gelegen hadden
laten liggen, konden het niet laten hun vreugde (op straat en in de tram!) over
zijn nederlaag te uiten. Dat hij de eerste grootmeester was die ten het onderspit
delfde tegen de kleine Judit, later trouwens uitgegroeid tot de sterkste
schaakster ooit, droeg uiteraard bij aan hun plezier.
In de Haagse Post schreef hij een en ander krachtig van zich
af: “Opeens kreeg ik een schokkend
kijkje op een onvermoede kwaadaardigheid in de schaakwereld en op de vrolijke
bloeddorst die bezit kan nemen van mensen die niets kunnen, als ze denken een
lotgenoot aan te treffen.”
In zijn boek Cabbage Heads and Chess Kings (London: Arco, 1960) van Bruce Hayden, staat een hoofdstuk onder de titel: Crazy on Chess. Daarin komt een opmerkelijke anekdote voor. Een vriend van de auteur, ene Castello,
speelt een partij tegen een nogal excentrieke persoonlijkheid, bijgenaamd de ‘Mad
Parson’. Niet echt gek, maar wel heel bijzonder. De partij verloopt
aanvankelijk normaal en Castello speelt goed, wat de ‘Mad Parson’, gezien zijn
gezichtsuitdrukking, wel bevalt. Op een gegeven moment staat laatstgenoemde op,
zoals schakers vaker doen en loopt naar de andere kant van het bord, om de stelling
eens van daar te bekijken. Castello doet ondertussen zijn best een goede zet te
bedenken, tot hij een ijselijke ervaring beleeft, die hem doet verstijven in
zijn stoel: ‘The Parson’s hand had
descended on to his head and was stroking and patting his hair which by now was
making feeble efforts to stand on end.’
Castello is slechts van één gedachte vervuld: hoe krijg ik
M.P. terug in zijn stoel? Hij beseft dat hij snel een bijzondere zet moet doen
en … maakt van de weeromstuit een forse blunder, die zijn uitwerking niet mist
en de zonderling naar zijn zitplaats doet terugkeren. Die buigt zich over het
bord, terwijl hij zachtjes in zichzelf begint te prevelen. Met een uiterste
krachtsinspanning kan Castello verstaan wat Mad
Parson zegt: “Niet goed bij zijn hoofd,” mompelt hij. “De man is niet goed bij
zijn hoofd.”
Albert Prins.
(Bovenstaande Anekdotes verschijnen ook in de regionale (Loppersum, Ten Boer) krant BuurContact van vrijdag 10 maart 2017.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten