vrijdag, november 10, 2017

Anekdotes uit de schaakwereld (46)

Tijdens een tocht per oceaanstomer over de Atlantische Oceaan bleef Emanuel Lasker (wereldkampioen schaken van 1894 tot 1921) bij een tafeltje staan waarop een medepassagier een probleemstelling bestudeerde. Die keek op en vroeg: “Schaakt u ook?”
“Ach, af en toe,” antwoordde Lasker en wilde al doorlopen. Afgezien van serieuze toernooipartijen speelde hij inderdaad niet eens zo graag.
“Laten we een partij proberen,” vroeg de schaker en toen Lasker aarzelde, voegde hij eraan toe: “Ik speel behoorlijk sterk, maar ik zal u de dame voorgeven. Is dat goed?”
Hij was al bezig de stukken in de beginstand te zetten. “Als de dame voorgeven te veel is, dan geef ik u in de volgende partij een toren voor, daarna een loper, tot we met een gelijk aantal stukken beginnen. OK?”
“Goed dan,” gaf Lasker toe en liet zijn tegenstander de eerste partij winnen. En zonder argwaan te wekken ook de tweede. Hij moest daar (met een dame meer!) wel wat moeite voor doen. Aan het eind van de tweede partij zei hij: “Het lijkt me dat spelen zonder dame zo zijn voordelen heeft. De koning kan zich veel vrijer bewegen zonder door de dame gehinderd te worden. Laten we de rollen eens omkeren, dan breng ik het er vast beter vanaf.”
“Maar dat is toch krankzinnig!” lachte de ander. “U wilt tegen mij spelen zonder dame - nee dat is werkelijk te gek!” Maar Lasker hield voet bij stuk, zijn partner gaf schouderophalend toe, ze speelden en … Lasker won de partij, zonder dame. “Nou ja,” reageerde de verliezer, “ik heb het verknald en u onderschat. Nu een partij onder gelijke voorwaarden.”
“Nee,” protesteerde Lasker, “ik geef u weer de dame voor, dat beviel me heel goed.”
En weer won hij. Zijn tegenstander was totaal van de kaart. Pas later ontdekte hij op de passagierslijst de naam ‘Emanuel Lasker’.


Beroemde schakers wordt vaak gevraagd hoeveel zetten ze vooruit kunnen denken.
Alexander Aljechin antwoordde: “In ieder geval vier, soms meer dan zes, maar in uitzonderingsgevallen tien tot twaalf zetten.”
José Raoul Capablanca: “Dat hangt van de stelling af; soms wel vijfentwintig of dertig zetten.”
Frank Marshall: “Twee, maar dat moeten dan wel goede zijn!”
Samuel Reshevsky: “Altijd één zet meer dan mijn tegenstander.”
Bobby Fischer: “Ik denk helemaal niet vooruit. Ik win toch wel!”


In Monaco werd in 1967 een groot schaaktoernooi georganiseerd, waarbij de organisatoren alles in het werk stelden om de beste spelers binnen te halen. Zo telegrafeerden ze naar de schaakbond van de Verenigde Staten: “We nodigen twee grootmeesters uit - één van de twee is Fischer!” Wat er tijdens het toernooi precies gebeurde is niet duidelijk, maar het jaar daarop kregen de Amerikanen weer een telegram. Deze keer luidde de inhoud: “We nodigen twee grootmeesters uit - géén van de twee is Fischer!”

---------------------------------------------

Anekdotes uit de schaakwereld verschenen in de afgelopen 4 jaar (vanaf oktober 2013) in de regiokrant BuurContact (Loppersum/Ten Boer). Dit was de 46e en laatste aflevering, verschenen in de krant van vrijdag 10 november 2017. 

Albert Prins. 

Geen opmerkingen: