zaterdag, maart 17, 2007

Opgave 92

In de bijgaande stelling werd wit na enkele zetten tot opgave gedwongen. Hoe verliep de zwarte combinatie?


Oplossingen kunnen worden gestuurd naar Alberts SchaakBlog. Kijk voor details bij opgave 91.
De goede antwoorden op de nrs. 91-92 worden in de loop van volgende week bekend gemaakt, evenals de ontvangen antwoorden met hun afzenders.

Schaken in de literatuur (9):

De schrijver Louis Couperus (1863-1923) kwam tijdens zijn studie Nederlands in aanraking met de Middeleeuwse ridderroman Walewein. Hij schreef daar vervolgens een soort vervolg op, getiteld Het Zwevende Schaakbord, waarin hij zelf ook (deels) gebruik maakt van het Middelnederlands. De eerste druk verscheen in 1922.

In wisselende gepeizen Gawein, stapte het ros rustig door: de morgenzon verried de geheimenissen van het woud; reeds geelden de laagste bladeren en verguldden in nazomer-zonneschijn en de lucht verzichtbaarde heel blauw door de takken en er zweefden de gestapelde wolkgevaarten. Toen tussen wat vogels, die tjilpten, eerst onhoorbaar bijna, dra duidelijker, het zacht gesnor weêrtrillerde en Gawein, als tartte het hem, ginds, héél hoog, tegen de blauwe lucht, tegen de blanke wolkbergen, het Scaec zag zweven, een ruitachtige vogel gelijk en het schitterde even op van de kostelijke stukken, die stonden steeds roereloos overeind. Het Scaec, dáár was het. Waar zoû het hem nu geleiden? In welke burcht, tot welk Avontuur? Het ging tegen de noen, en Gawein, nuchter reeds dag en nacht lang, voelde toch zijn krachten wassen, als immer in hem zijn kracht wies tegen de noen.

O, tot alles was hij deze dag voorbereid, trots weemoed en trots geluk; tot alles was hij bereid om het tartende Scaec eindelijk meester te worden! En voor het eerst sedert de nieuw queste, sedert gisteren en die dag van heden, spoorde Gawein Gringolet en draafde het de weg over, sprong het hoog over de hindernissen van omver gevallen bomen en reed het uit het woud op opener vlakte, met wazige heuveling toe glooiend de horizon ommerond, terwijl het Scaec, als een trillende leeuwerik, hoog, heel hoog, boven Gaweins hoofd bleef hangen.... O, zo Gringolet vleugelen hadde aangeschoten, hij zoû door de zomerluchten het Scaec na zweven, na zweven, tot hij het hàd in zijn greep! En Gawein, bijna onbewust zijn ros steigeren doend of het werkelijk de hoge lucht in konde zweven, staarde steeds verlangend naar het Scaec, trillende, trillerende, daar boven hem... Hij had een keet als een knaap, die een vlinder wil grijpen; hij richtte, zonder het te weten wellicht, zijne opene maliënhand naar het onbereikbare, tartende, hoog daar in de lucht hangende glinsterding...

Uit:
Couperus, Louis: Het Zwevende Schaakbord. - Amsterdam: Querido, 1980.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

1.d4 en 't is uit, na Dxd4 volgt c5 en de lange diagonaal is beslissend. Na De4 wordt gevolgd door Txe5!

Klaas

Roelof Kroon zei

Ik zou meteen 1... Txe5 doen. Na 2. Dxe5 volgt 2... Df3+ en bijv. 3. Kh2 Df2+ 4. Kh3 Lc8+ en mat volt.

Roelof