Wit speelt en wint! Hoe?
Oplossing: Gutmayer-Swiderski (Wenen, 1919?)
Een stelling van een wat twijfelachtige herkomst. Schaker en schrijver Franz Gutmayer was zelf al een niet onbe-sproken persoonlijkheid. Wanneer we zijn naam opzoeken op Wikipedia,vinden we het volgende:
Franz Gutmayer (18. Dezember 1857; † 13. Mai 1937 in Wien) war ein österreichischer Schachschriftsteller.
In seinem Werk Die neuen Ideen im Schach (1922) kritisierte Richard Réti die Thesen Gutmayers in scharfer Form. Auch Siegbert Tarrasch, den Gutmayer oft als typisches Beispiel für „jüdisches Schach“ anführte, antwortete mit Kritik, die Gutmayer als Anmaßung und Gehässigkeit zurückwies.
Franz Gutmayer war ein mittelmäßiger Schachspieler und brachte es nie zu Meisterehren, wenngleich er ein Buch mit dem Titel Der Weg zur Meisterschaft verfasste. Seine Schachbücher waren in der ersten Hälfte des 20. Jahrhunderts weit verbreitet, weil sie Gelegenheitsspielern suggerierten, dass man es auch mit geringem Lernaufwand dazu bringen könne, Glanzpartien zu spielen. In seinen Büchern stellte er besonders die Bedeutung der Schachtaktik heraus und verglich diese oft mit militärischer Taktik. Sein Idol als Schachspieler war der Amerikaner Paul Morphy. Dagegen kritisierte er das seiner Meinung nach "feige" Spiel der professionellen Schachspieler seiner Zeit. Sein besonderer Hass galt hierbei jüdischen Schachspielern, die er mit antisemitischen Tiraden als „schmutzige Schachjuden“ und „Läuseplage“ beschrieb, die den von ihm bekämpften „schlechten Stil von heute“ verschuldet hätten, als „honorargierige, gewissenlose Rasse von Schachschächern“, „eine Rasse von Mietlingen, denen jeder Ehrgeiz des Künstlers“ fehle, und denen er seine Vision einer „kühn-kräftigen Rasse von Übermachtsspielern“ gegenüberstellte.
In seinem Werk Die neuen Ideen im Schach (1922) kritisierte Richard Reti die Thesen Gutmayers in scharfer Form. Auch Siegbert Tarrasch, den Gutmayer oft als typisches Beispiel für „jüdisches Schach“ anführte, antwortete mit Kritik, die Gutmayer als Anmaßung und Gehässigkeit zurückwies.
Niet zo heel fraai dus. Zoals uit het bovenstaande al blijkt verhinderde één en ander hem niet 5 à 6 schaakboeken te schrijven, zoals:
- Der Weg zur Meisterschaft (1898, 3. Aufl. 1919)
- Die Geheimnisse der Kombinationskunst (1914, 3. Aufl. 1922)
- Rätsel und Reichtümer der Eröffnung (1915)
- Der kleine Feldherr, Optik im Schach (1917)
- Mein System, Die Dialektik der Schachkunst (1920)
- Der fertige Schachpraktiker (1921)
Toevallig ben ik er in geslaagd het eerstgenoemde boek (3. Aufl. 1919) op de kop te tikken, waar bovenstaande stelling zelfs op het titelblad prijkt:
Dit zegt alleen niet zoveel over de authenticiteit , want in een ander bron, Chess Notes (daar even naar beneden scrollen) van Edward Winter, komt dezelfde stelling ook voor, maar dan met zwarte pionnen op a7 en b7 (!) en ook nog eens met maar 1 witte toren. Winter twijfelt, zo te lezen, ernstig aan de betrouwbaarheid van het geheel. We kunnen op zijn site lezen hoe Gutmayer zelf over deze partij (?) dacht die hij dus in een schaakcafé tegen Swiderski zou hebben gespeeld. Er is hoe dan ook kennelijk geen bijbehorende partij overgeleverd en Gutmayer haalde zelf dan ook nog de stelling bij tijd en wijle behoorlijk door elkaar.
Dit zegt alleen niet zoveel over de authenticiteit , want in een ander bron, Chess Notes (daar even naar beneden scrollen) van Edward Winter, komt dezelfde stelling ook voor, maar dan met zwarte pionnen op a7 en b7 (!) en ook nog eens met maar 1 witte toren. Winter twijfelt, zo te lezen, ernstig aan de betrouwbaarheid van het geheel. We kunnen op zijn site lezen hoe Gutmayer zelf over deze partij (?) dacht die hij dus in een schaakcafé tegen Swiderski zou hebben gespeeld. Er is hoe dan ook kennelijk geen bijbehorende partij overgeleverd en Gutmayer haalde zelf dan ook nog de stelling bij tijd en wijle behoorlijk door elkaar.
Een opmerkelijk stukje! Gutmayer had verder de gewoonte om in de commentaren in zijn boeken om de haverklap het rijmwoordenboek er bij te pakken, wat tot pittige uitspraken als deze kon leiden:
Franz Gutmayer |
Der König in der Ecke,
ohne jegliches Verstecke,
von Wänden rings umschlossen -
er wird ohne Pardon erschossen.
of:
Zuerst Springerfang,
dann Königsmord,
das ist im Totschlag - ein Rekord.
Een heel leuk en gezellig spelletje, dat schaken! Op het Internet is zo hier en daar nog meer over Gutmayer te vinden, bijvoorbeeld nog hier maar ik geloof het wel weer even, ... o ja, de oplossing!
Ik lijk me met deze opgave een tikje in de vingers gesneden te hebben: een opgave van dubieuze herkomst die in verschillende bronnen en door de betreffende auteur/schaker ook verschillend geïnterpreteerd wordt..Waar begin je aan? Maar dat zijn dingen die je je natuurlijk pas realiseert als je later die onzekerheden ontdekt.
Roelof Kroon, trainer/coach van de Ten Boerster schaakjeugd, was de enige die zich aan een antwoord waagde. Dank daarvoor! Hij mailde het volgende:
Hallo Albert,
1. Tc1 Dxe5 2. Dxf7+ Txf7 3. Tc8+ Tf8 4. Txf8#
Groet, Roelof
Achter 1. ... Dxe5 moet eigenlijk een vraagteken, hoewel de zet voor de hand lijkt te liggen en 1. Tc1 er als een fout uitziet. De oplossing van Roelof is helemaal juist.
Wanneer je op het Internet zoekt naar deze schaakopgave stuit je ook op een verwijzing naar Modern Chess Tactics (Londen, Routledge & Kegan Paul,1973) van Ludek Pachman. Laat ik dat boek nou ook hebben ondanks alle schaakwerkjes die ik al van de hand heb gedaan! En inderdaad op de pagina's 52-53 staat het antwoord.
Later werd Roelof echter door twijfel bevangen en mailde:
Ik begrijp de opgave niet. Het lijkt wel of er iets veranderd is aan de stelling. 1. Tc1 kan niet vanwege 1... Da5 of 1... Dd3/d4
Roelof
Roelof
Nee, aan de opgave is niets veranderd. Maar de zet 1. ... Da5 verliest ook: 1. Tc1 Da5 2. Tc8! Tdd8 3. e6! Txc8 (3. ... fxe6? 4. Dxf8+) 4. exf7+ Kh8 5. Dxc8! Txc8 6. f8D+ Txf8 7. Txf8 mat.
Pachman voegt er nog aan toe: The final motif - forced pawn promotion simultanious with mate on the eighth rank - also occurs very frequently.
Maar nu komt de aap uit mouw zou ik bijna willen zeggen. Wat inderdaad (zoals Roelof in tweede instantie mailde) als zwart 1. ... Dd3 speelt? Op 1. ... Dd4 kan, neem ik aan, nog steeds 2. Tc8! enz.). Ik zou er eigenlijk geen anwoord op hebben en kennelijk de door mij geraadpleegde bronnen ook niet: er wordt van deze zet geen melding gedaan!
Zo blijkt maar weer eens hoe voorzichtig je moet zijn met het uitkiezen van een schaakopgave, zeker als die niet direct kant en klaar uit een opgavenboek wordt gehaald, zoals hier. De kans dat er dan een finesse ontbreekt is aanwezig.
Het bovenstaande lijkt me een behoorlijk lang antwoord op een opgave. Af en toe moet dat kunnen. Als alles gaat zoals beoogd, wordt het een volgende keer wat beknopter!
P.S. 1.
Later kwam van Klaas Dijkhuizen nog het volgende mailtje:
En dan is behalve Dd3 ook g6 (na Tc1) nog een zet. Gezien onduidelijkheid en kennelijk geen briljante KO ook daarom geen oplossing gestuurd.
P.S. 2.
Nog even een link naar een aardige schaaksite:
SCHAAKMOEDER: belevenissen met schakende kinderen. Het is een weblog van schaakmoeder Carolien Pathuis, die er zo te zien totaal voor gaat, nog even afgezien van haar kinderen (Marrit en Wessel) dan natuurlijk!
P.S. 1.
Later kwam van Klaas Dijkhuizen nog het volgende mailtje:
En dan is behalve Dd3 ook g6 (na Tc1) nog een zet. Gezien onduidelijkheid en kennelijk geen briljante KO ook daarom geen oplossing gestuurd.
P.S. 2.
Nog even een link naar een aardige schaaksite:
SCHAAKMOEDER: belevenissen met schakende kinderen. Het is een weblog van schaakmoeder Carolien Pathuis, die er zo te zien totaal voor gaat, nog even afgezien van haar kinderen (Marrit en Wessel) dan natuurlijk!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten