In een schaaktoernooi in New York had grootmeester Reuben
Fine, na een moeilijke partij, gewonnen. Zijn tegenstander had de speelzaal al
verlaten en Fine begon geïnteresseerd de andere partijen te volgen. Toen hij
dat ongeveer een uur lang gedaan had, fluisterde iemand hem in het oor: “U bent
aan zet!” Fine liep terug naar zijn plaats, keek naar de stelling en begon na
te denken over de volgende zet en kwam pas na langere tijd tot het inzicht dat
hij de partij ruim een uur eerder al gewonnen had.
Een schaakliefhebber, die ook graag doorging voor amateurdetective,
beweerde dat hij aan de gezichtsuitdrukking kon zien of een schaker gewonnen of
verloren had, of remise had gespeeld. Een vriend van hem, een andere
schaakenthousiast, die dat ter ore kwam, geloofde dat niet helemaal en ze
besloten een en ander uit te proberen. Juist in die periode was er in hun stad
een schaaktoernooi. Ze gingen erheen en wachtten bij de uitgang: de partijen
waren al uren geleden begonnen en elk moment zou iemand naar buiten kunnen
komen. Daar verscheen iemand met een
sombere, ja zelfs verbeten trek op zijn gezicht. “Die heeft verloren,” zei de
amateurdetective onmiddellijk. “Dat was ook niet zo moeilijk!” reageerde zijn
vriend, maar voor de zekerheid vroeg hij: “Hoe is het gegaan?” “Mijn partij heb
ik gewonnen,” was het antwoord, “maar ze hebben mijn jas gestolen!”
Tijdens een van de traditionele schaaktoernooien in het Britse
Hastings won de jonge Engelsman Parker zijn partij, die al voor hem als
verloren was beschouwd, door middel van
enkele briljante combinaties en een gewaagd stukoffer. Na zijn overwinning werd
hij door iedereen gefeliciteerd, alleen wereldkampioen Aljechin fronste
afkeurend zijn wenkbrauwen. “Ik moet je even wat zeggen, jonge vriend,” zei hij
op verwijtende toon tegen Parker, “als je correct gespeeld had, had je deze
partij nooit gewonnen!”
Deze schaakanekdotes verschenen ook in de regiokrant BuurContact van vrijdag 5 februari 2016.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten