Op het internet vond ik een grappige discussie over de lastige
situatie die zich voordoet als twee schakers tegelijkertijd te kennen
geven dat ze de partij willen opgeven. Er wordt verwezen naar de bekende
schaakhistoricus Ken Whyld (1926-2003) die hierover een anekdote heeft
opgetekend.
Twee deelnemers aan het kampioenschap van de Amerikaanse
staat Wyoming in 1979 verklaarden precies tegelijk dat ze de partij opgaven,
maar beiden hadden daarvoor zo hun eigen redenen. De een was het van plan omdat
hij op verlies stond, terwijl de ander last van gewetensbezwaren had. Eerder in
de partij had hij een zet gedaan en onmiddellijk daarna beseft dat die een
vergissing was geweest. Omdat zijn tegenstander op dat moment afwezig was en er
ook verder niemand in de buurt was die het zou kunnen zien, had hij de zet
teruggenomen en daarna een andere gedaan.
Op bovengenoemde website vraagt iemand zich af wat er in
zo’n geval dient te gebeuren, met andere woorden: wiens overgave gaat voor?
Whyld heeft heel waarschijnlijk in zijn berichtgeving de namen van de
betreffende schakers niet bekend gemaakt en ook op de website Wyomingchess.com,
die ik uiteraard even bekeken heb, werd ik niet wijzer en dat verwonderde me eigenlijk
helemaal niet….
Tijdens een onspannende wandeling in Nottingham, Engeland,
in 1936 waar toen een groot en beroemd geworden schaaktoernooi werd gehouden,
zagen de deelnemers Michail Botwinnik (1911-1995; de latere wereldkampioen) en
onze eigen Max Euwe (1901-1981; de toenmalige wereldkampioen) een niet heel alledaags
hondje (volgens een andere bron, schrijver en columnist Max Pam, showde de
kampioen van Nottingham hen zijn fox-terriër), waarop Botwinnik opmerkte:
“Zulke honden hebben wij in de Sovjet-Unie niet”. “Nee”, zou Euwe toen hebben
geantwoord, “ik vermoed dat jullie die allemaal opgegeten hebben!” Als ik mijn eerste
bron mag geloven veroorzaakte deze uitspraak een lichte wrijving tussen beide
schakers, die pas jaren later zou verdwijnen.
De Spaanse grootmeester Arturo Pomar (1931), in zijn jeugd
een (schaak)wonderkind, zal zich vast
geliefd hebben gemaakt bij zijn vrouwelijke tegenstanders. Niet in
toernooipartijen neem ik aan, maar bij simultaanvoorstellingen.
Arturo Pomar (12)
schaakt simultaan (Barcelona, 1943)
Hij won dan nooit, wilde ook
niet winnen, maar bood altijd remise aan. Eén keer trof hij een
hardnekkige dame tegenover zich, die terwijl de grote Pomar totaal gewonnen
stond, een remisevoorstel afsloeg.
Misschien kunnen we hier en passant de
conclusie aan verbinden dat zijn tegenstand(st)ers niet altijd even sterk waren?
Hoe dan ook, slechts met de grootste moeite slaagde Pomar erin alles af te
ruilen, tot en met het laatste pionnetje, om vervolgens met koning en dame (die
hij dus voorstond) tegen de koning alleen een patstelling (= remise) op het
bord te brengen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten