In een toernooipartij deed een speler een heel sterke zet. Zijn tegenstander keek lange tijd naar de stelling en zei toen: “Het lijkt snel mat te gaan”. “Ja”, was het antwoord. “Mat in twee zetten”. “Waarom hebt u dat dan niet gezegd?” [Albert: vroeger behoorde het aankondigen van een weldra volgend mat tot de schaaketiquette]. “Omdat ik het niet zag!”
Drie wolven: charmant, reizend en verscheurend
In het Wenen van begin vorige eeuw waren drie schakers die
Wolf heetten. De eerste, Siegfried August, was de zwakste van de drie, maar hij
viel op door zijn knappe uiterlijk. De tweede, Siegfried Reginald, was
vertegenwoordiger van beroep. De derde, Heinrich, was van meestersterkte en
deed vaak en met succes mee aan toernooien. Om verwisseling van de drie te
voorkomen, gaven hun collega’s hen de volgende bijnamen: der reizende Wolf, der reisende Wolf en der reißende Wolf.
“La vie est une partie d’échecs” (Het leven is een
schaakpartij). Deze woorden van de Spaanse schrijver Miguel de Cervantes
stonden in 1842 op het titelblad van ‘Le Palamède’, het eerste schaaktijdschrift
ter wereld, dat in de periode 1836-1847 in Parijs werd uitgegeven.
Tijdens de Dortmunder schaakdagen van 1983 werd de gewichtige Russische deelnemer Eduard Gufeld (
Albert Prins (SC Ten Boer)
Bovenstaande Anekdotes uit de schaakwereld staan ook in nr. 11 (december 2014) van de regiokrant BuurContact.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten