Klaas Dijkhuizen(w) - Jan Pilon(z): 1 - 0
Albert Prins(w) - Roelof Kroon(z): 0 - 1
Gerard Zijlema(w) - Wim van Dijken(z): 1 - 0
Wopko Dijkema(w) - Baudewijn Michel(z): 0 - 1
Erik Stam(w) - Piet Beetsma(z): 0 - 1
Ad Mertens(w) - Harm Buter(z): 0,5 - 0,5
Alfred Rodenboog(w) - Marten Berends(z): 0 - 1
Free Blok: SN.
Klaas wist Jan in het verre eindspel op de knieën te krijgen. Wit had toren, loper en vier pionnen, zwart toren, paard en vier pionnen. Het doorslaggevende verschil was dat de witte loper aanzienlijk beter was dan het zwarte paard en ook de witte pionnen makkelijker konden oplopen dan de zwarte.
Albert kreeg tegen Roelof dezelfde theoretische stelling niet bepaald voor de eerste keer op het bord. De vorige keren had zwart steeds gewonnen en dat gebeurde ook nu, al had zwart daar flink wat tijd voor nodig. Na 10 zetten had wit 6 en zwart 40 minuten nagedacht. Zwart moest een offervariant van de kant van wit in zijn berekeningen opnemen en besloot uiteindelijk dat die niet doorslaggevend zou zijn. Wit speelde die variant ook niet (die trouwens kansrijk voor beide spelers zou zijn geweest, maar nog steeds wat onduidelijk is) en er werd het een en ander geruild. Daarna, uitgerekend toen de grootste spanning was verdwenen, begon wit fouten te maken en kon opgeven.
Gerard won van Wim en handhaafde zich zodoende in de bovenste helft van de ranglijst.
Wopko slaagde er niet in zich Baudewijn van het lijf te houden en zakte enkele plaatsen, terwijl laatstgenoemde van de 8e naar de 4e plaats steeg.
In een lange partij won Piet van Erik, die toen ik me weer eens bij hun bord vervoegde, met een loper minder de strijd staakte.
Ad en Harm maakten er na een wisselende strijd remise van, terwijl Alfred ondanks een veelbelovend begin tegen Marten tenslotte toch de vlag moest strijken.
Na deze resultaten ziet de nieuwe tussenstand er zo uit:
1. Klaas Dijkhuizen 123,5 p
2. Roelof Kroon 120,5 p
3. Albert Prins 88 p
4. Baudewijn Michel 82,5 p
5. Jan Pilon 80,5 p
6. Gerard Zijlema 78 p
7. Piet Beetsma 67 p
8. Wim van Dijken 58 p
9. Marten Berends 55,5 p
10. Wopko Dijkema 52,5 p
11. Harm Buter 50 p
12. Erik Stam 41 p
13. Ad Mertens 39,5 p
14. Alfred Rodenboog 36 p
15. Free Blok 26,5 p
Schaken is een fantastisch spel. Het wordt nog veel mooier als je, op zijn minst, van tijd tot tijd ook wint. Je hoor wel eens zeggen (en niet alleen bij het schaken, ik herinner me een fraai gedeelte uit een cabaretprogramma van Freek de Jonge, waar in een nogal plastische context, deze uitspraak ook voorkomt) 'ach het is maar een spelletje'. De laatste tijd is deze opmerking bij onze club nogal populair geworden. Ik moet de voorstanders van deze kreet toch licht teleurstellen. Het is een leuke poging om een en ander af en toe te relativeren, maar ik geloof er niet zo in. Als er iets voor relativering in aanmerking komt is het die opmerking zelf wel. Natuurlijk zijn er belangrijkere dingen dan het schaakspel en zijn er ongetwijfeld eerbiedwaardiger doelen in het leven, maar dat neemt allemaal niet weg dat op een competitieavond van je club er toch een paar uur lang niet veel meer bestaat dan juist die ene partij die je tot een goed einde probeert te brengen....
Kortom, waar gaat het bij het schaken en ook op ontelbare momenten in het dagelijks leven om? Denk aan de schaakpartijen die je graag wilt winnen, lees de berichten over mensen die momenteel met koffers vol spaargeld over straat rennen, op zoek naar een veilig onderkomen en/of de hoogste rente! Twee voorbeelden, om met Hermans te spreken, uit talloos veel miljoenen...
Nogmaals waar gaat het om?
Mijn vrouw weet het antwoord. Zij kocht bij ons bezoekje vorige week aan schaakwinkel 'Het Paard' in Amsterdam de volgende kaart:
Jammer misschien, maar helaas!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten